Zitten er grenzen aan het recht op informatie? H2
Iedereen heeft recht op informatie. Dat staat in de wet.
Dat geldt voor iedere burger en dus voor iedere cliënt.
Want iedere cliënt is een burger.
Maar omdat je ondersteuning krijgt van een zorginstelling, zitten er grenzen aan het recht op informatie.
Dat is omdat begeleiders de plicht hebben om goede zorg te geven.
Dan kan goede zorg zwaarder wegen dan het recht op informatie.
Dan vertellen ze jou niet alles.
De begeleider voorkomt zo dat je een vervelende tijd hebt.
Het nadeel van geven van de informatie moet echt heel groot zijn.
Het kan dat je alleen een beetje zenuwachtig wordt.
Of dat je boos wordt, of verdrietig.
Dat is geen reden om jou geen informatie te geven.
De begeleider moet altijd zoveel mogelijk de informatie geven.
Maar het kan zijn dat je heel gespannen raakt van informatie.
Zo gespannen dat je misschien jezelf gaat beschadigen.
Of anderen gaat slaan of schoppen.
Of dat je ziek wordt van de informatie.
Of niet meer naar je werk kan gaan.
De begeleider kan dan een aantal dingen doen:
- Hij kan beslissen om je de informatie niet te geven
- Hij kan je de informatie kort van te voren geven.
- Hij kan je de informatie geven op een voor jou beter moment.
- Hij kan je een deel van de informatie geven.
Dat mag alleen als het door de informatie echt slecht met je zou gaan.
Het kan dus dat de begeleider jou niet alle informatie geeft.
Hij moet het dan wel aan je vertegenwoordiger vertellen.
En hij moet het in je ondersteuningsplan schrijven.
De begeleider moet blijven uitproberen hoe je met informatie omgaat.
Want waarschijnlijk kun je wel leren om met informatie om te gaan.
Hij moet je helpen om te leren omgaan met vervelende informatie.
Alleen als het door de informatie heel slecht met je zou gaan,
dan mag de begeleider de informatie achterhouden.
Dan weegt de goede zorg zwaarder dan je recht op informatie.
Het kan zijn dat het na een tijdje beter met je gaat.
Dan moet de begeleider je alsnog de informatie geven.
Een voorbeeld:
Ik vind het heel spannend om op vakantie te gaan.
Als ik op vakantie ben, heb ik het goed naar mijn zin.
Maar als ik van te voren weet dat ik op vakantie ga, gaat het heel slecht met me.
Ik ga dan van spanning steeds op mijn hand bijten.
Net zo lang tot het gaat bloeden.
Daarom vertelt de begeleider mij niet dat ik op vakantie ga.
Ik hoor het pas op de dag dat we weg gaan.
Je begeleider mag dat niet allemaal alleen beslissen.
Hij moet overleggen met anderen.
Met andere begeleiders en met je vertegenwoordiger.