Grens aan zeggenschap 4 – Je moet de keuze wel kunnen begrijpen (H3)

Om een keuze goed te maken moet je het wel kunnen begrijpen.
Je moet snappen waar het over gaat.
Je moet wilsbekwaam zijn om zelf te kiezen.
Dat betekent dat je moet begrijpen wat de voordelen zijn van je keuze.
En wat de nadelen zijn.
Als je niet goed begrijpt waar het over gaat, kun je zelf ook geen beslissingen nemen.
Dan ben je wilsonbekwaam voor die keuze.
Dan begrijp je de nadelen van je keuze niet.
Je zou dan per ongeluk een verkeerde keuze kunnen maken.
Een verkeerde keuze kan erg in je nadeel zijn.
Dan weegt dat nadeel zwaarder dan je zeggenschap.
Dan mag je niet zelf kiezen.
Anderen maken dan de keuze voor jou.
Dat mag alleen als de nadelen heel vervelend voor jou zijn.
Want iedereen mag fouten maken.
Begeleiders willen voorkomen dat jij te grote fouten maakt:
Fouten die heel grote nadelige gevolgen voor jou hebben.
Fouten die gevaarlijk zijn voor jou of voor anderen.
Fouten die niet meer terug te draaien zijn.

Een voorbeeld:
Ik wil graag alleen naar het winkelcentrum.
Maar ik let niet goed op in het verkeer.
Ik snap niets van verkeersregels.
Ik begrijp niet dat het gevaarlijk is als ik niet goed uitkijk.
Ik mag dus niet alleen naar het winkelcentrum.