Wat is een passende vrijheidsbeperking? (H6)

De beperking van je vrijheid moet goed passen bij het probleem dat de begeleider wil oplossen.

Dat kun je op 3 manieren bekijken:

  1. De vrijheidsbeperking moet precies goed voor jou zijn.Niet te licht en niet te zwaar voor jouw probleem.
    Dat heet met een moeilijk woord proportionaliteit.
  2. De beperking van je vrijheid moet de minst zware vrijheidsbeperking zijn die past bij jouw probleem.
    Dat heet met een moeilijk woord subsidiariteit.
  3. De beperking van je vrijheid moet jouw probleem verhelpen of verminderen.
    Het mag niet te lang duren.
    De vrijheidsbeperking moet stoppen als het probleem weg is.
    Dat heet met een moeilijk woord doelmatig.

Een voorbeeld:
Ik ben vaak erg onrustig.
Als ik onrustig ben krijg ik een tabletje.
Dat tabletje helpt me om rustiger te worden.
Ik vind het vervelend om medicijnen te slikken.
Maar zonder die medicijnen wordt mijn onrust heel erg.
Ik word dan vaak boos en sla om me heen.
Als dat gebeurt, moet ik naar de rustruimte.
Dat vind ik veel erger dan het tabletje slikken.
Dus het tabletje is de beste oplossing.
Het is een vrijheidsbeperking.
Maar het is voor mij de best passende vrijheidsbeperking.